Onderzoeken voor Brug Junne
Voor de brug (en stuw) zijn diverse onderzoeken gedaan, om er achter te komen wat de beste manier voor een verbinding over de Vecht is. Ook is een onderzoek gedaan naar de manier hoe een nieuwe brug het beste gebruikt kan worden. Dit is vastgelegd in het document ‘rapportage verkeersonderzoek’.
Bij de bouw van de brug moet gekeken worden naar de invloed op de natuur. Hiervoor zijn diverse natuuronderzoeken gedaan.
Natuur Netwerk Nederland (NNN).
De nieuwe brug ligt voor een deel binnen de begrenzing van NNN-gebied Vechtdal. Voor kleinschalige ontwikkelingen is een afwijking van het beschermingsregime mogelijk, mits aan een drietal voorwaarden wordt voldaan:
- de wezenlijke kenmerken en waarden worden slechts in beperkte mate aangetast,
- per saldo is sprake van een versterking van de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN of een vergroting van de oppervlakte van het NNN,
- er heeft een zorgvuldige afweging van alternatieve locaties plaatsgevonden.
Bureau Ecogroen heeft hiervoor een Natuurtoets uitgevoerd en concludeert dat de plannen niet leiden tot aantasting van de wezenlijke kenmerken, waarden en natuurdoelen van het NNN-gebied. Door het aanplanten van een nieuw bosje op korte afstand van de nieuwe brug is sprake van compensatie en versterking van het NNN. Daarnaast zijn er geen alternatieven voorhanden. Zodoende is het mogelijk de brug deels binnen de begrenzing van het NNN-gebied te realiseren. Binnen de kaders van de uitgebreide omgevingsvergunning wordt dit onderdeel afgestemd met de provincie Overijssel.
Wet natuurbescherming houtopstanden
Op de oostoever van de Vecht staan een aantal bomen die gekapt moeten worden. Deze bomen zijn niet beschermd als houtopstand onder de Wet natuurbescherming. Hierdoor is geen kapmelding, ontheffing voor herplant en/of compensatie nodig. Naast de Wet natuurbescherming gelden de kapregels van de gemeente Ommen, waardoor voor de kap van de bomen wel een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd.
Bureau Ecogroen heeft gekeken welke diersoorten rond de brug voorkomen. Zij komen tot de volgende conclusie:
- In het plangebied zijn potentiële verblijfplaatsen en foerageergebied van egel en kleine marterachtigen (bunzing, hermelijn en wezel) aangetroffen. Uit soortgericht onderzoek met wildcamera’s en sporenbuizen zijn echter geen exemplaren of sporen aangetroffen.
- In het metselwerk van de naastgelegen stuw zijn potentiële verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen. Aantasting van onmisbare vliegroutes en foerageergebieden van vleermuizen wordt binnen het plangebied niet verwacht.
- Gedurende de broedtijd zijn diverse algemene vogels broedend te verwachten in de directe omgeving van het plangebied. In het plangebied zijn mogelijk incidenteel beschermde vissoorten aanwezig zoals de grote modderkruiper, kwabaal en houting.
- In het plangebied zijn geen beschermde verblijfplaatsen van amfibieën, reptielen, ongewervelden en groeiplaatsen van flora aangetroffen of te verwachten.
Bovenstaande constatering maakt dat het aanvragen van een ontheffing Wet natuurbescherming niet aan de orde is voor de werkzaamheden, mits mitigerende maatregelen voor de vleermuizen en vissen in acht genomen worden welke vastgelegd worden in een werkprotocol. Dit betekent dat voorkomen moet worden dat vleermuizen en vissen hinder ondervinden van de werkzaamheden en dat vóór aanvang van de werkzaamheden een plan (ecologisch werkprotocol) moet worden opgesteld (en goedgekeurd door provincie Overijssel) wat beschrijft welke maatregelen worden genomen om die hinder te voorkomen.
Door de ligging van de nieuwbouwlocatie van de brug op ca. 500 meter afstand van de Natura 2000-gebieden Vecht- en Beneden-Reggegebied zijn de mogelijke effecten in beeld gebracht en getoetst. In de voortoets zijn de mogelijke effecten ten gevolge van stikstofdepositie en verstoring van dit project beoordeeld door EcoGroen. Hiervoor is eerst een zogenaamde ‘AERIUS-berekening’ gemaakt voor de realisatie en het gebruik van de brug. De uitkomst (cijfermatig) is vervolgens door EcoGroen geanalyseerd in relatie tot de aanwezige natuurdoelen. Zij concluderen dat de stikstofdepositie in de realisatie- en gebruiksfase geen significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebied Vecht- en Beneden-Reggegebied veroorzaakt. Uitvoering van de voorgenomen ontwikkelingen is daarmee niet in strijd met de Wet natuurbescherming wat betreft Natura 2000.