Vrijheid verteld: Het verhaal van Jansje Schuiterd-Weitkamp

In aanloop naar de herdenking op 4 mei publiceert het 4 en 5 mei comité van de gemeente Ommen een reeks persoonlijke verhalen, passend bij het thema van dit jaar: “80 jaar vrijheid”. Ook dit jaar heeft het comité met dankbaarheid gesprekken mogen voeren met inwoners die het dagelijkse leven tijdens de Tweede Wereldoorlog van dichtbij hebben meegemaakt. Hun herinneringen zijn vastgelegd om door te geven aan volgende generaties – omdat vrijheid niet vanzelfsprekend is.
Het verhaal van Jansje Schuiterd-Weitkamp
Mevrouw Jansje Schuiterd-Weitkamp is geboren in 1934 en groeit op in Stegeren in een gezin met vader, moeder en één oudere broer, Gerrit Jan.
In 1938/1939 liet de familie Weitkamp een gierkelder aanleggen. Deze werd echter met opzet leeg gelaten en niet als zodanig gebruikt. Vader Weitkamp voorzag dat er oorlog kon uitbreken en wilde de kelder beschikbaar houden voor andere doeleinden. En hij kreeg gelijk; in plaats van gier werd de kelder onder meer gebruikt voor de opslag van munitie. Een eventuele brand in die tijd zou een ramp van ongekende omvang hebben veroorzaakt.
De oorlog begint
Mevrouw Schuiterd kan zich het begin van de oorlog nog heel goed herinneren. Op een dag zag ze boven de kastanjeboom het eerste vliegtuig, vanuit de richting van Junne vliegend richting Duitsland. Vader zei: “Nu is het oorlog.”
In het begin van de oorlog hebben diverse jongens zich bij de familie Weitkamp op zolder (op de hilde) in het stro verstopt om te ontkomen aan de tewerkstelling in Duitsland.
Het verzet in Stegeren
De ondergrondse in Stegeren verzamelde zich aanvankelijk in een bosje bij de familie Warmelink. Vader Weitkamp was een van deze verzetsmensen. Na de oorlog ontving hij hiervoor een onderscheiding. De ondergrondse in Stegeren sloot zich aan bij de organisatie in Engeland. In de aardappelkelder in de schuur was een radio verstopt waarmee naar Radio Oranje kon worden geluisterd. De radio zat verborgen onder de aardappels, en later ook onder een varken. Tijdens deze geheime luistermomenten werden de schuurduren gesloten. Na afloop werd de radio weer onder het hooi verborgen.
De verzetsgroep verhuisde later van het bosje bij Warmelink naar de heide in het staatsbos, grenzend aan de N36. Daar vond op een dag een razzia plaats. Een sloot doorkruiste het bos, en iemand die wist van de verzetsgroep en hen wilde beschermen, zei: “Jullie hoeven niet over de sloot te gaan.” Zo bleef de schuilplaats gelukkig geheim.
In datzelfde bos werd tijdens de oorlog een man neergeschoten. Vanuit Engeland kwam het bericht dat deze man het verzet in de Achterhoek had verraden. Voor zijn dood schreef hij nog een brief. Hij werd met de brief begraven in het staatsbos en na de oorlog herbegraven.
Na het staatsbos vond de verzetsgroep onderdak in een hol in de Loobelten. Dit hol was afgeschermd met parachutedoeken en daardoor aan het zicht onttrokken.
Leven met gevaar
Tijdens de kerstdagen vierde de verzetsgroep van Stegeren Kerst in de grote keuken van de familie Weitkamp. De familie had toen een Jack Russell. Het hondje liep altijd mee, ook richting het bos en de Loobelten, wat gevaarlijk was. Op een dag, terwijl de familie Weitkamp naar de kerk was, werd het hondje door het verzet doodgeschoten. Tot groot verdriet van de jonge Jansje, al begreep zij later dat het noodzakelijk was om het risico op verraad te verkleinen.
Droppings en onderduikers
Na ongeveer twee jaar oorlog kwam er steeds meer contact tussen het verzet in Stegeren en Engeland. Toen begonnen de droppings van munitie. Via radio-uitzendingen werden deze aangekondigd met de melding: “Een bericht voor Groote Jan”. Dat betekende dat er in de volgende nacht een dropping zou plaatsvinden.
De verzetsleden seinden met lampen zodat de piloten wisten waar ze hun lading moesten droppen. Naast munitie zaten er ook levensmiddelen bij zoals bakjes vlees, Kwatta-chocola, en sigaretten voor vader Weitkamp. Die moest er goed op letten dat niemand hem zag roken, om geen argwaan te wekken.
Bij een van de droppings kwam er ook een vliegenier neer bij de familie Weitkamp. Mevrouw Schuiterd herinnert zich dat hij een roze mes bij zich had om zijn parachute los te snijden. Vader Weitkamp loodste hem via de stuw richting Junne, en hij wist te ontkomen. Later kwam het bericht dat hij veilig in Engeland was aangekomen.

herinneringen aan de oorlogsjaren
Spanning en Ontsnappingen
De munitie werd door broer Gerrit Jan met paard en wagen over het pontje naar De Bruin in Beerze gebracht. Later nam de knecht van de familie deze taak over. Wanneer het te gevaarlijk werd, werd munitie in de Vecht gegooid.
Er waren veel spannende momenten. Zo kwam er eens een auto met Duitsers vanuit Ommen, rijdend in de richting van de Loobelten. De jongens van de ondergrondse liepen daar soms in soldatenkleding rond, ondanks waarschuwingen. Op het moment dat de situatie dreigde te escaleren, kwam er een jachtvliegtuig langs. De Duitsers dekten hun auto in razend tempo af met takken en bladeren. Toen het vliegtuig verdwenen was, keerden ze geschrokken terug naar Ommen.
Een ander spannend moment was toen twee Duitsers aan de overkant van de Vecht, bij Beerze, naar vader Weitkamp riepen om hen over te zetten. Vader hield ze op door te zeggen dat hij geen schipper was. Zo kon alles veilig opgeruimd worden. Toen de Duitsers uiteindelijk toch de Vecht overstaken, vroegen ze om eten. Vader gaf ze speklappen, maar ze namen daar geen genoegen mee en gingen zelf de kelder in. Daar troffen ze een Keulse pot aan met vier varkensnieren erin. Ze kwamen terug met de pot en zeiden: “Davon muss es ja mehr geben!”. Ze kregen wat extra eten mee en vertrokken toen.
Ook klom de knecht eens in de mast van de windmolen die stroom opwekte voor het woonhuis. Hij had niet door dat hij zichtbaar was voor passerende Duitsers op de N36 en werd beschoten.
Voedsel, vlees en voorzieningen
Tijdens de oorlog slachtte de familie Weitkamp veel varkens, waarvan het vlees werd verborgen. Ook daarvoor kwam de lege gierkelder goed van pas. Het vlees werd vervolgens uitgedeeld aan diverse adressen.
Naast deze opslag in de gierkelder was er in de gewone kelder een gemetselde put voor vleesopslag. Buiten had vader Weitkamp halverwege het pad, ‘onderlangs’ genoemd, ook een grondput voor vlees en munitie. Op de boerderij werd niet alleen vlees en munitie bewaard: er lag ook een voorraad goud en tafelzilver van twee zussen van een dominee. Bovendien stond de auto van Klaas Hurink in de schuur. Die werd later met toestemming gebruikt als taxi om zieken naar het ziekenhuis te brengen. Daarvoor werd de auto omgebouwd met een gasinstallatie.
De schuur werd gebruikt door de ondergrondse, die volgens de familie Weitkamp niet altijd even voorzichtig was. Mevrouw Schuiterd zegt: “Als die schuur eens praten kon…”
Einde van de oorlog en bevrijding
Maar praten was juist niet de bedoeling tijdens de oorlog. Als kind kreeg mevrouw Schuiterd op het hart gedrukt om te zwijgen, omdat er anders iets met haar vader kon gebeuren. Ze herinnert de oorlogsjaren als een tijd van voortdurende angst, omdat de jongens van het verzet zich in en rond de boerderij ophielden en elk moment verraden konden worden.
Ze zat op de lagere school in Hoogengraven, maar tijdens de oorlog ging ze zelden naar school omdat de wegen vol Duitsers waren en het te gevaarlijk was.
Van de bevrijding herinnert mevrouw Schuiterd zich dat de geallieerden vanuit Beerze kwamen. Haar moeder was op dat moment ziek, dus ging zij die dag niet naar Ommen.
De verzetsgroep na de oorlog
Naast vader Weitkamp bestond de verzetsgroep uit de heren Nieboer, Vaartjes, Visser, Kolkman, Rutgers en Ter Haar. Nieboer kwam tijdens de oorlog om het leven bij Beerzerveld. Vaartjes had na de oorlog een winkel in ondermode, Visser werd kinderarts, Kolkman werd slager. Rutgers vertrok later onder andere naar Curaçao en Ter Haar ging werken bij de recherche in Twente.
Tekst door: Mariëlle Hekman