Vrijheid verteld: het verhaal van dhr. en mevr. Oldeman

16 april 2025, 13:26

In aanloop naar de herdenking op 4 mei publiceert het 4 en 5 mei comité van de gemeente Ommen een reeks persoonlijke verhalen, passend bij het thema van dit jaar: “80 jaar vrijheid”. Ook dit jaar heeft het comité met dankbaarheid gesprekken mogen voeren met inwoners die het dagelijkse leven tijdens de Tweede Wereldoorlog van dichtbij hebben meegemaakt. Hun herinneringen zijn vastgelegd om door te geven aan volgende generaties – omdat vrijheid niet vanzelfsprekend is.

Het verhaal van F.H. Oldeman en J. Oldeman-Timmerman

“Ik heb ze allemaal gekend.”

Tijdens de Holocaust Memorial Day kwamen wij bij de Joodse begraafplaats in gesprek met de heer Oldeman. Hij zei toen, wijzend op de namen op het monument: “Ik heb ze allemaal gekend.” Dit was voor ons de aanleiding voor een uitgebreid interview, dat plaatsvond op 19 maart 2025.

De heer Oldeman vertelt dat hij 10 jaar was toen de oorlog uitbrak. Hij is geboren in de Bouwstraat, tegenover de oude gereformeerde kerk. Zijn vader was horlogemaker en opticien en zijn moeder was tot haar huwelijk onderwijzeres in Hoogengraven. Hij had één zus die vijf jaar ouder was. Toen hij vier jaar oud was, verhuisde het gezin naar de Brugstraat, naar het huis van opa. Opa verhuisde naar de Kruisstraat. Het huis aan de Brugstraat werd na een aantal jaren afgebroken en er werd op dezelfde plaats een nieuw huis gebouwd. Achter de werkplaats was een kamer en er was ook een kamer boven de winkel. Het is het pand waar nu de winkel van Hans Anders is gevestigd.

In de Brugstraat woonden veel Joodse Ommenaren. De familie De Levie woonde naast hen. Mevrouw De Levie, de moeder van Hartog de Levie, zei altijd als hij bij hen binnenkwam: “Daar komt de goj aan.” (Hebreeuws voor niet-jood.) Ze waren goede buren voor elkaar. In de winter, als er sneeuw lag, ruimde de familie Oldeman op zaterdag (sabbat) de sneeuw, en de familie Levie deed dat voor hen op de zondag. Zo hoefde geen van hen op hun rustdag te werken. De heer Oldeman herinnert zich dat er op bijzondere dagen, zoals bij een huwelijk, rijst op de stoep werd gestrooid.

De Joodse gemeenschap was niet groot. Er waren soms amper genoeg mannen om een dienst te houden. Er moeten tenminste tien mannen van dertien jaar en ouder aanwezig zijn. Een broer van Hartog de Levie, Jacob, woonde aan het Kerkplein samen met zijn vrouw en twee dochters. De heer Gompel de Levie was een “man van betekenis” in Ommen. Hij was o.a. oprichter van de VVV en hij had diverse bestuursfuncties. Hartog de Levie schaakte vaak met mijn vader. Er werden partijen van Max Euwe, de latere wereldkampioen, nagespeeld.

Een vooruitziende blik

Op een avond in 1938 stond Hartog de Levie op de stoep voor het huis naar de hemel te kijken, waar op dat moment een vlammend rode lucht te zien was. Het was het Noorderlicht, dat toen tot in het zuiden van Nederland te zien was. Op dat moment zei Hartog: “Dat is een slecht teken, daar komt onrust van.”

Overleven in de crisistijd

In de jaren dertig hadden de mensen niet veel sieraden, dus was de werkplaats een belangrijke bron van inkomsten. Vader repareerde werkelijk alles: horloges, klokken, brillen, fototoestellen, maar ook wel paraplu’s. Hij was al ver voor de oorlog “depothouder” van Carl Zeiss. Als depothouder moest je veel brillenglazen in voorraad hebben, wat voor die tijd een hele investering betekende. Toen de brillenglazen in de oorlog schaars werden, kwamen veel mensen uit omliggende plaatsen naar hem toe voor nieuwe glazen.

De oorlogsjaren

Op een morgen (10 mei 1940) wekte moeder mij en zei dat het oorlog was. Het dienstmeisje dat elke dag op de fiets uit Stegeren kwam, vertelde dat ze onderweg allemaal soldaten had gezien. Maar, zo zei ze: “Ze deden niets.” Toen na enkele oorlogsjaren de middelen en etenswaren schaarser werden en alles op de bon was, was er veel sprake van ruilhandel.

Vader was bij de brandweer. Dat was de reden dat wij de hele oorlog de telefoonaansluiting hielden. Ook hadden we elektriciteit, omdat dat nodig was voor het slijpen van de brillenglazen. De heer Oldeman heeft ook nog een aantal maanden als oogsthulp gewerkt. Hij kon niet meer naar Zwolle naar school, omdat er geen treinen reden. Om de jongeren toch wat te doen te geven, had de burgemeester met de Ortskommandant geregeld dat ze dit werk konden doen.

In de winter van ’44-’45 kwamen veel mensen uit het westen van Nederland op “hongertocht”. Mevrouw Oldeman woonde destijds aan de Varsenerdijk en ze herinnert zich de eindeloze stroom “etenhalers” die voorbijtrok. Vaak overnachtten deze mensen bij haar ouders op de deel en kookte haar moeder elke dag extra om ze wat te eten te geven. Wijzelf hebben gelukkig nooit gebrek aan eten gehad; er was een aardappelvoorraad in de kelder en zelfs eieren waren er voldoende.

Na D-Day en het mislukken van de operatie Market Garden kwamen er evacuees uit Arnhem. Zij kwamen op boerenwagens via Raalte naar Ommen, waar ze ondergebracht werden bij Ommer families. Later kwamen er ook evacuees uit Velden bij Venlo.

Foto van de heren H. (Harmen) Oldeman en P. (Peter) Oldeman in de werkplaats. Zij zij n respectievelijk de vader en de opa van de geïnterviewde.

De aanloop tot de deportatie

De heer Oldeman vertelt dat de heer De Levie op een dag een telegram kreeg van de Joodse Raad van Enschede. Het was een waarschuwing voor het naderende onheil. Op 2 oktober 1942 werden de Joodse inwoners die er nog waren weggevoerd. Sommigen van hen zaten al in werkkampen.

De heer Oldeman herinnert zich dat er een vrachtwagen van expediteur Stegeman gevorderd werd, waarmee zij werden weggevoerd. Dat heeft hij nooit vergeten. Het waren vreselijke taferelen.

Na de oorlog

Na de oorlog was er nog veel “op de bon”, ook in zijn beroep – onder andere horloges. Je kreeg als juwelier een aantal horloges op basis van de omzet van vóór de oorlog. Als je dan horloges toegewezen kreeg, kon je die niet zomaar aan iedereen verkopen, maar wel aan mensen zoals bijvoorbeeld een postbode of iemand die bij de spoorwegen werkte. Kortom, wel aan iemand die het voor zijn beroep bewezen nodig had om de tijd te weten. De mensen kregen een bon waarmee ze een horloge konden kopen.

Vaders hobby

Vader had voor de oorlog al verschillende fotocamera’s en een filmcamera met projector gekocht. Hij had o.a. een stereocamera met glasnegatieven. Hij trok er vaak op uit en fotografeerde onderweg alles wat hem interesseerde. Ik liep er dan achteraan met het trapje dat vader gebruikte om sommige dingen beter te kunnen filmen. Er waren filmvertoningen van de Oranjefeesten in het zaaltje achter de hervormde kerk. De negatieven zijn later naar de Historische Kring (nu C.C.O.) gegaan.

Alhoewel ik nog jong was in de oorlogsjaren, kan ik mij nog veel herinneren. Het maakte diepe indruk, met name door het besef dat al die Joodse mensen die ik heb gekend, nooit teruggekomen zijn:

“Ik heb ze allemaal gekend.”

Tekst door: Hans van Bruggen & Klazien Wienen